GALERIE - OVERWEGINGEN

 

In OVERWEGINGEN worden diverse thema's en voorbeelden van bouwen en architectuur toegelicht, welke in afstemming zijn met de benadering van NOVIOTECTO. Een samenhang ontbreekt nog; deze volgt vanzelf nadat meerdere voorbeelden samengesteld zijn...OVERWEGINGEN geeft een aanzet om bepaalde aspecten in het bouwen en architectuur anders te benaderen.. Intuitie is het fenomeen dat ons/jezelf de weg wijst...

 Overwegingen tot nu toe:

1. GHARDAIA - ALGERIJE

2. GHARDAIA - ALGERIJE...een vervolg

3. HET KLEUREN SPECTRUM

4. DE STOEL

5. DUURZAAMHEID

6. VERSCHIJNINGSVORM en MATERIALISERING

7. DE DEURKRUK

8. ORNAMENTEN en VERSIERING 

9. GENIUS LOCI 

10. TYPOLOGIE, PATRONEN en ELEMENTEN

11. TRANSFORMATIE 


 

 

 

 

 1. GHARDAIA - ALGERIJE

 









Ghardaia - de hedendaagse stad in Algerije..in het gebied van de M'zab. Het ontstaan vanuit de moskee met minaret (rechts/midden op de foto), met concentrisch de organische groei van de stad. Intentie vanuit het Islamitische geloof van de oorspronkelijke bewoners, de Ibadieten, in de 9e eeuw n. Chr. De plek, de stichting midden in de onbewoonbare woestijn. Een sociaal en cultureel fenomeen die slechts de pretentie had om het Islamitisch geloof zuiverder uit te dragen. Het bouwen en architectuur zijn gelijkwaardig, anders gezegd, niet onderscheidend en volledig onderdeel van het dagelijks leven. Le Corbusier onderkende deze waarde reeds in 1931. De Franse architect Andre Ravereau was in 1949 dermate geinspireerd door de cultuur van de M'zab, dat hij besloot zich eerst volledig te verdiepen in deze cultuur, alvorens zijn opleiding als architect af te ronden.

Een voorbeeld van het unieke van wat de vakwereld benoemd als VERNACULAR ARCHITECTURE. Dit voorbeeld zal niet letterlijk gevolgd moeten worden: het is geen model. Het toont het unieke van het geheel, welke is te ervaren en te beleven. De harmonische integratie van het geloof (spiritualiteit), het wonen en de sociale interacties. De moskee centraal gelegen in de stad; het wonen afgestemd op de centrale positie van de moskee; het marktplein ontstaan in relatie met het wonen en de moskee. De Europese stad in de Middeleeuwen had een vergelijkbare structuur en intentie. Gemeenschappelijkheid in de Islamitische en Christelijke cultuur. Een aspect van de universele spiritualiteit. Een inspiratie wat NOVIOTECTO voor ogen heeft. Is het van belang te weten wie de architect van een bouwwerk is geweest? Wie het gebouwd heeft? Het bouwwerk is gebouwd en heeft zijn bestemming en zijn relatie met de samenleving en leefomgeving. Het heeft betekenis... die iedereen van de samenleving herkent, ervaart en beleeft.

 

 

 

 2. GHARDAIA - ALGERIJE... een vervolg

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Ghardaia: markt met op de achtergrond (linksboven) de op een hoogte gelegen moskee met minaret: eenheid in verscheidenheid. Het marktplein met de boogconstructies van de arcade en gevelopeningen in een ongelijkmatige reeks en vorm: een andere orde van esthetica, afgestemd op lokale bouwmaterialen en bouwmethodiek. Er is geen onderscheid in moskee en woning. De architectuur gaat op in het dagelijks leven. Energiewerking: met verwijzing naar de Griekse filosoof Heraklitos en Pantha Rei..alles stroomt/alles in beweging. Pretentie heeft hier een disharmonische uitwerking.

"Less is more"??, "Architecture est le jeu savant, correct et magnifique des formes sous la lumiere.."?? Betekenisvolle uitspraken, die in Ghardaia overvleugeld worden door een diepere betekenis....Een les voor de westerse benadering van bouwen en architectuur....

 

 

 

3. HET KLEUREN SPECTRUM

 


Kleur is een wezenlijk fenomeen in het leven van de mens en daardoor ook in het bouwen en architectuur. Hierover is veel uit te wijden, maar de essentie is dat kleur een uitwerking heeft in onze beleving en ervaring. We kunnen weliswaar alle kleuren bestuderen en leren hiermee om te gaan, maar de enige juiste weg is luisteren naar onze intuïtie. Die geeft altijd de juiste keuze van kleur (nuance) aan. Kleur heeft zijn eigen kwaliteit (energie) en afhankelijk van toepassing zal zijn uitwerking voor de mens een harmonische tot disharmonische zijn. Er is geen slechte of goede kleur... Een blauwnuance is een toepasbare kleur voor een ruimte waarin een rustgevende uitwerking gewenst is. Indien hiervoor een rood nuance voor gekozen wordt en de uitwerking niet het beoogde effect heeft, kan men dan beweren dat de rood nuance "slecht" is? De rood nuance blijft ten alle tijde "zichzelf", zijn eigen kwaliteit/energie behouden. De keuze voor toepassing van een rood nuance is in dat geval onjuist. Een rood nuance heeft een energie-opwekkende uitwerking op de mens...

Een voorbeeld in het bouwen en architectuur en de uitwerking van het kleurenspectrum. Architectuur als gebruiksfenomeen en de uitwerking van kleuren staan niet op zichzelf. Zo ook in andere gebruiksvoorwerpen: meubilair / (woon)inrichting en kleding (mode..)...

Zoals bij kleuren sprake is van energie van kleur, zo is er een vergelijkbaar verband in energie van vorm: vormenergie. Geomantische fenomenen als VASTU en FENG SHUI hebben het aspect van vormenergie omschreven. Fenomenen die op zijn minst nader onderzoek benodigen en fenomenen, die juist voor het vakmanschap van de architect van toepassing zijn. De (westerse) architectuurbenadering heeft nog een weg te gaan...

 


 

 4. DE STOEL

 

 































KLISMOS - stoel uit de Griekse Oudheid




 

 

 

























Barcelonastoel - Ludwig Mies van der Rohe 1929



 




























Wassily stoel - Marcel Breuer 1925/1927



 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 







Rood-Blauwe stoel - Gerrit Rietveld 1918/1923




 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


















Traditionele houten stoel met biezen zitting: in gebruik van Spanje tot in Zweden


 

 

Met het fenomeen stoel kan het fenomeen design worden verduidelijkt. Stoel verwijst in eerste instantie naar een werkwoord: zitten. Zitten is een wezenlijke actie in ons dagelijks leven: in alle culturen van de wereld... (in Islamitische culturen is het - in afstemming met de klimatologische omstandigheden - gebruikelijk om te zitten op de grond, op kussens of kleden ). Het voert te ver om de oorsprong van de stoel te omschrijven, maar voorbeelden van een stoel zijn ons bekend van Egyptische hiëroglyphen. De Grieken en Romeinen pasten min of meer vergelijkbare stoelen toe. Voorbeelden van houtwerk, met leren zitting of stoelen van gevlochten riet. Zover ons bekend werden deze stoelen niet door architecten ontworpen en gefabriceerd...Ontwerp en fabricage was afkomstig van ambachtslieden met vakmatige kennis van de benodigde materialen (het vakmanschap). Vanaf de late Renaissance ontstond  geleidelijk aan het gebruik dat de architect ook het ontwerp van een stoel of meubels verzorgde. Gezien het benodigde vakmanschap, al dan niet in samenwerking met een meubelmaker. 

De bekende voorbeelden vanaf de 20e eeuw: Henry van der Velde, Frank Lloyd Wright, Charles Rennie Macintosh, Berlage, Gunnar Asplund, Alvar Aalto, Mies van der Rohe, Marcel Breuer, Le Corbusier, Charles en Rae Eames, Gerrit Rietveld...In de huidige tijd: Mario Botta, Aldo Rossi, Leon Krier, Alvaro Siza...

Alleen Rietveld heeft zijn stoelen zelf gefabriceerd, hetgeen niet verwonderlijk is, gezien zijn oorsprong als meubelmaker... De overige architecten waren genoodzaakt deze door erkende meubelmakers of designproducenten te laten fabriceren. En daar begint het fenomeen DESIGN...Iets ontwerpen en het niet zelf fabriceren (in ieder geval erkennen dat het vakmanschap op dat gebied door specialisten uitgevoerd dient te worden). De pretentie van het "anders zijn", het "uniek zijn" voor ogen hebben....Daarnaast de technische uitwerking/ "het maken" niet zelf proefondervindelijk ervaren, maar uitzetten bij anderen. Al deze factoren ging en gaat dat ten koste van het wezen van de stoel: het zitten. Gelijkertijd fabriceerden talloze anonieme meubelmakers traditionele stoelen in allerlei typen en varianten...Stoelen die de essentie niet hadden verloren: de afstemming op het zitten...Deze vakmannen hadden het ontwerp en fabricage door overlevering van kennis en kunde op een ultieme wijze op elkaar afgestemd op het zitten...Zonder pretentie en het uniek zijn... Men deed slechts zijn/haar werk....en zij fabriceerden de stoelen zelf..

In hoever een stoel als design product, harmonisch of disharmonisch te ervaren is laat ik  over aan de lezer ...De voorbeelden tonen weliswaar artistieke en innovatieve kwaliteiten van de ontwerpers, maar de maakbaarheid is veelal gekunsteld en kwetsbaar in gebruik. Detaillering is veelal niet in afstemming met het karakter van het materiaal: voorbeelden die uit de bovenstaande foto's te herleiden zijn:

* De ontmoeting en aansluiting van twee ronde buizen: een technisch "disharmonische" ontmoeting

 * De ontmoeting van twee stalen strips worden in de geest van houtwerk met laswerk opgevuld en gepolijst

* De verbinding van de bekleding is slechts op basis van een verbinding met sticksels: kwetsbaar en gekunsteld 

* De ontmoeting van een schuin vlak op een rechte lijn, met als gevolg een gekunstelde en kwetsbare bevestiging 

Het vakmanschap blijkt immers in het detail...De vakman die zijn uiterste best doet om de aangereikte vorm en uitgangspunten zo trouw mogelijk te volgen...Wat is de werkelijke betekenis van een dergelijke design stoel? 

De traditionele houten stoel met biezen zitting : duurzaam, praktisch en schoonheid in afstemming met materiaal en detaillering: pretentieloos. Deze stoel heeft zijn waarde bewezen in vele westerse en niet-westerse culturen.  Dit wil niet wil aangeven dat wij deze stoel nu als enig type moeten fabriceren. Het gaat er om, het wezen van deze stoel te bestuderen. Hoe deze is gemaakt en welke intentie er aan ten grondslag ligt...Dat is leren van het fenomeen traditie...Een les van de zogenaamde duurzaamheid: hout en biezen - natuur produkten. Biezen hebben een beperkte gebruiksduur en worden daarna vervangen door een vakman... De stoel die slechts met een glimlach "zegt": "...gebruik mij maar..."

 

 

5. DUURZAAMHEID 

 

 

Duurzaamheid verwijst enerzijds naar een eigenschap van langdurig goed blijven van een produkt en anderzijds naar een verantwoord omgaan met het milieu en energiebronnen. Vanuit een bewustzijn van de triade KOSMOS - NATUUR - MENS is het benoemen van duurzaamheid overbodig, omdat beide bovengenoemde aspecten reeds onderkend zijn in de uitwerking van de triade. Transformatie is een wezenlijk aspect in de triade. Het kennen van het aspect transformatie geeft aan dat duurzaamheid een beperking heeft. In dat opzicht is het onderkennen van tijdelijkheid en daarop af te stemmen vervolgproces ook een wezenlijk onderdeel in duurzaamheid.

Duurzaamheid heeft een directe afstemming op de Natuur en het milieu. De Natuur lijkt complex, maar als men deze goed bestudeerd, blijkt de schijnbare complexheid juist niet complex te zijn, maar efficiënt, consequent en logisch. Daarnaast is transformatie een wezenlijk fenomeen in de natuur.
De uitwerking van bouwwerken in wat men duurzaamheid benoemt zijn echter in lijn met de modernistische benadering: complex, inefficiënt, inconsequent, onlogisch en kostbaar. Een modernistisch bouwwerk is een op zichzelf staand object, welke geen transformatie wenst te ondergaan.
Kostbaarheid is geen aspect in de Natuur.  Kostbaarheid is een gevolg van manipulatief, pretentieus, onlogisch, inefficiënt en complex handelen van de mens..
Wij kunnen niet anders dan concluderen dat "onze" duurzaamheid, geen afstemming heeft op de Natuur...En de afstemming op het milieu? Het bouwen heeft altijd invloed op het milieu. Ondanks goede bedoelingen heeft men nog steeds geen grip op het verantwoord omgaan met aspecten in de bouw die schadelijk zijn voor het milieu. Men heeft hoog ingezet op het fenomeen Cradle To Cradle, maar ook deze doelstelling bleek toch te hoog gegrepen...
Kritiek op ons huidige westerse modernistische benadering van het bouwen en architectuur wordt niet op prijs gesteld. Men staat open voor innovatie en progressie, echter zolang het past en een bijdrage levert in haar eigen benadering en haar eigen identiteit. Velen zijn ook tot inzicht gekomen, dat deze benadering uiteindelijk onheilzaam is en zal zijn. Ook zij geven aan dat een nieuwe benadering noodzakelijk is.


Duurzaamheid is een woord dat maar al te graag in marktwerking wordt gebruikt om een zogenaamde juiste intentie te tonen. Daarnaast is onwetendheid een factor die zijn uitwerking heeft. 

Een voorbeeld betreft het fenomeen FSC (Forest Stewartship Council) en certificering. De opzet van FSC is vanuit een goede intentie opgezet, maar door onwetendheid en marktwerking is een "vertroebeld" fenomeen ontstaan, die een beperkte en misleidende invloed op het milieu heeft. Alleen al de gedachte dat wij, het door diverse instanties bepaalde, duurzaam beheerde (FSC) hardhout - bijv dark red meranti-  uit zuid-oost Azie importeren en dat massaal in onze leefomgeving toepassen moet ons te denken geven... De energie (en extra kosten) van vervoer? Kosten van beheer en kwaliteits-waarborging  (met de nodige manipulatie)? ...Wat is de eigenheid - het wezen - van een boom die groeit in een wezenlijk verschillend milieu als het onze? Zijn energiewerking? En de consequenties van (energie)werking van de toepassing in onze leefomgeving die totaal afwijkt van zuid-oost Azië...? Zal het bouwen in zuid-oost Azië beter gebaat zijn om juist daar haar eigen "FSC" hout op een grotere schaal toe te passen...?

Bekijkt men bijvoorbeeld een kozijn dat gemaakt is van dark red meranti naast die van een gelijkwaardig kwalitatief grenen kozijn - naaldhout uit ons leefmilieu-  en let men dan op de bewerking van het hout en de detaillering en afstemming van een duurzame afwerking, dan zal de vakman de verschillen en zijn voorkeur uitspreken...Het is hier dat  kwaliteit van het produkt door het juiste materiaal en vakmanschap samenkomt. Duurzaamheid vormt zich in eerste instantie in de geest; de intentie...daarna volgt het handelen en uitwerking. Hoogbouw met veel glas/beton/staal en inpassing van groen/natuur in de gevel, tot op grote hoogte, welke op een kunstmatige wijze in stand gehouden moeten worden, staat ver af van duurzaamheid. De Intentie is in dit voorbeeld niet anders dan hoogbouw met een groen "jasje".. en geen duurzaam gebouw...Daarnaast gaat men volledig voorbij aan de hoge kosten, benodigde energie én de afhankelijkheid van techniek in deze vorm van bouwen...



 

6. VERSCHIJNINGSVORM en MATERIALISERING

 

Metzo College Doetinchem: opgeleverd 2006

 



































Metzo College Doetinchem gevelfragment



 

 


Villa Bevilacaqua Veneto Italie - in deze verschijningsvorm vanaf ca 18e eeuw

 


Middels deze twee in vorm, materialisering en in pretentie sterk contrasterende gebouwen is de betekenis van het gebouw te verduidelijken.

Het gaat om het vergelijk van een bouwwerk in een modernistische benadering van bouwen en architectuur en een bouwwerk in een traditionele benadering van bouwen en architectuur, in relatie met duurzaamheid...

In de huidige tijd wordt in eerste instantie gekeken naar duurzaamheid. Wat betekent duurzaamheid in een vergelijk van deze twee bouwwerken?  Feit is dat, na bijna drie eeuwen,  Villa Bevilacaqua nog steeds betekenis heeft, ondanks een zekere aftakeling. De aftakeling (een aspect die nimmer ter sprake komt in relatie met duurzaamheid) van het Metzo College is reeds begonnen: zie gevelfragment. Hiervoor is geen excuus mogelijk: ontoereikende detaillering en materiaalgebruik, in combinatie met een gezochte vorm en ontkenning van het klimaat....Hoe anders in vergelijk met Villa Bevilacaqua: een gebouw zonder pretentie, welke reclame en transformatie laat ondergaan, met behoud van karakter en verschijningsvorm....

De betekenis waar het werkelijk om gaat zal een betekenis zijn voor de samenleving, m.n. als het een bouwwerk betreft die een publieke functie heeft. Het willen  "scoren" met een bouwwerk in de zin van het tonen van een zekere artisticiteit en/of intellect van de ontwerper/architect is een valkuil....Maakbaarheid heeft alleen zijn waarde indien men weet hoe "iets" werkt...en niet als men pretendeert te weten dat het "zal moeten gaan werken"... De essentie van hoe "iets" werkt is - in dit voorbeeld-  gelegen in het begrijpen van het Villa Bevilacqua als een bouwwerk , welke is gebouwd in een klassieke (traditionele) vormentaal. Deze taal is voor een ieder te begrijpen, te ervaren en te beleven... Dit in tegenstelling tot het bouwwerk van het Metzo College... Een bouwwerk dat voor  een kleine groep betekenis heeft. Een kleine groep van architectuur betrokkenen die een betekenis van bouwwerken voor de gehele samenleving vaststelt: een betekenis die geheel in afstemming is op een modernistische benadering van bouwen en architectuur, terwijl de samenleving de lessen van de klassieke vormentaal nog steeds als betekenisvol ervaart! De vraag is dan ook waarom dat zo is? Het is nog steeds een vraag waar nog geen juist antwoord op wordt gegeven door architectuur betrokkenen...Het is in ieder geval een gegeven dat de klassieke/traditionele vormentaal zich gedurende ruim 30 eeuwen heeft gevormd en de huidige modernistische benadering zich slechts, in de kern, 1 eeuw oud is? NOVIOTECTO geeft een aanzet om een zinvol antwoord te geven op deze vraag.

NOVIOTECTO is de benadering die de klassieke vormentaal en traditie respecteert en vandaar uit tracht te onderzoeken ( research & development) waar de werking van het bouwen en architectuur in gelegen is. Indien inzicht is verkregen in deze werking, dan zal de ontwerper/architect en andere bouw betrokkenen het bouwwerk begrijpen en ervaren. Artisticiteit en intellect zijn dan verweven met de werking en zullen op dat moment een bijdrage geven aan de werkelijke betekenis van het gebouw... Progressiviteit en innovatie (zo dat noodzakelijk blijkt) van de bouw betrokkenen zijn op een "gezonde" wijze onderdeel van het bouwwerk... Anders benoemd: Het traditionele is de basis en modernistische is slechts het " vernieuwings fenomeen". De werkelijke betekenis van dit "vernieuwings fenomeen" zal blijken indien dit vanuit een zekere logica ontstaan is..... Modern heeft in dit opzicht altijd een verbinding met de werking....Het is in deze benadering dat de werking van de Hollandse bouwwerken uit de jaren 30 van de vorige eeuw door de meeste mensen gewaardeerd wordt... Een ieder begrijpt en ervaart deze bijzondere bouwwerken...Vernieuwingselementen zijn harmonieus in een traditioneel geheel geïntegreerd. 

 


7. De DEURKRUK 




 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


De deurkruk...een schijnbaar onopvallend element in een bouwwerk. Maar wel bepalend in de beleving.. Het betreden én het verlaten van een ruimte.. een poëtisch element. De essentie van de deurkruk is de afstemming met ons.. onze hand; het beetpakken van de kruk is hierin bepalend en zal de basis zijn voor het ontwerp en uitvoering. De voorbeelden die hier afgebeeld zijn geven een impressie...Wat wij noemen als design, traditie, functionaliteit...Het is ook hierin dat design zijn doel veelal voorbij schiet en de essentie mist... Het beetpakken van de deurkruk... Hoe is de kruk afgestemd op de handpalm..? Hoe is het om een rechte vorm een beet te pakken.. ? Hoe in een ronde vorm? Hoe in combinatie? Hoe in hout? Hoe in rvs? Hoe in bakeliet? ….Eindeloze varianten.. Zoals de stoel hebben ook hier talloze architecten en designers hebben zich gestort op dit fenomeen. Eén voorbeeld van de Duitse architect Heinz Bienefeld toont de "verleiding" van design.... Verleiding in die zin dat de autonomie van de deurkruk zich heeft ontwikkelt, i.p.v. dat de deurkruk "er is" zonder enige pretentie. Ondanks de "mooie" en kundige uitvoering in een "gekunstelde" vorm. Wat ervaart men bij het beetpakken van deze deurkrukken..?



























Heinz Bienefeld












Heinz Bienefeld

 


8. ORNAMENTEN en VERSIERING









































































































































Bovenstaande afbeeldingen tonen traditionele gebruiksvoorwerpen/onderdelen en de wijze waarin deze " opgebouwd "/gemaakt zijn. In het maken ontstaat een patroon, die de aard van het maken verduidelijkt zonder enige pretentie, anders dan wat het is. Het is hier dat het ambacht/vakmanschap zich toont in een persoonlijke kunstuiting; een keuze in mogelijkheden om verschillende patronen toe te passen. Patronen in afstemming met het materiaal en de gebruiksfunctie. Het maken die in afstemming is op de samenleving: een ieder ervaart, begrijpt en beleeft deze afstemming op een harmonische wijze.

In het kort benoemd: het is hier dat de essentie van het bouwen en architectuur te vinden is... Het bouwwerk is immers niet anders dan een gebruiksvoorwerp. Detaillering is een afstemming van materialisering, in overgangen, maatvoering en verhoudingen. De Griekse bouwkunst heeft dit tot in de essentie ontwikkeld en uitgewerkt. Decoratie /ornamentiek/versiering van de klassieke bouwkunst heeft hier zijn oorsprong. In relatie met kunst ligt er een zekere symboliek aan ten grondslag die een afstemming heeft op het onbenoembare, ofwel de spiritualiteit. De oorsprong van de Griekse (en daardoor klassieke) bouwkunst is gelegen in de tempelbouw. In symboliek is een relatie aanwezig met rituelen en dierenoffers en daarbij gebruikte voorwerpen en guirlandes. Het is op deze wijze onderdeel geworden van het bouwen en architectuur... De uitwerking van deze symboliek (een afstemming op spiritualiteit) in decoratie en ornamentiek is dan ook niet als toevoeging te beschouwen. Het heeft van oorsprong een wezenlijke betekenis. Een betekenis in de Griekse cultuur, die wij momenteel niet meer kennen. Daarnaast zijn de vormen geperfectioneerd en is gezocht naar ultieme verhoudingen en geledingen. Het vakmanschap stond in directe verbinding met spiritualiteit. Door het niet begrijpen van deze aspecten is een willekeurige toepassing van elementen/decoratie ontstaan... Het is hier dat Adolf Loos zijn betoog "Ornament is een Misdaad" hield... Adolf Loos verwierp de overdaad en toevoegingen van decoratie/versiering en ornament, maar verwierp het wezen van de ornament niet, omdat hij begreep dat het onderdeel was van het bouwen. Zijn betoog is puur gericht om de overdaad van decoratie/versiering en ornament te vermijden; een reductie i.p.v. een volledig verwerpen.  

De bovenstaande afbeeldingen uit begin 1900,  van de Duitse architect Constantin Uhde dragen bij tot het begrijpen van traditie.....en begrijpen van  "het wezen van het bouwen". Als voorbeeld de Griekse cultuur, maar feitelijk betreft het iedere cultuur en de wijze van gebruiksvoorwerpen van die cultuur zijn opgebouwd...





9. GENIUS LOCI

  

















De bovenstaande afbeelding is reeds weergegeven in Home: het Gallo-Romeinse ANDESINA. Een mooi voorbeeld om een spiritueel fenomeen te verduidelijken die oorspronkelijk van de Etrusken en Romeinen afkomstig was: de GENIUS LOCI; vrij vertaald als de geest van de locatie of geest van de plek

Dit fenomeen wordt al geruime tijd in de architectuur vakliteratuur benoemd, zonder dieper in te gaan op zijn betekenis. Het is de Italiaanse architect Aldo Rossi die in zijn uitgave L'Architettura Della Citta (1966) het begrip locus herïntroduceert en het relateert aan de Genius Loci. Rossi trachtte vanuit een rationalistische benadering het fenomeen toe te lichten, maar gaf uiteindelijk toe dat de juiste verklaring niet te geven is, anders dan de erkenning dat de Locus er kennelijk is en het een wezenlijke betekenis heeft bij de vorming van de stad. Het is een typisch voorbeeld van het onbenoembare erkennen en aanvoelen, maar er verder niet op in gaan. Terwijl het er dan juist lijkt te gaan dat er een verklaring/ uitwijding wordt gegeven om de relatie van het bouwwerk met de Genius Loci/ Locus te verduidelijken.. 

Dat geldt ook voor de Noorse architect Christian Norberg-Schulz. Hij wijdt weliswaar verder uit over de Genius Loci in zijn uitgave Genius Loci - Towards A Phenomenology of Architecture (1979). Aan de hand van drie verschillende steden, t.w. Praag, Rome en Khartoum, ligt hij de specifieke topografische, klimatologische en culturele verschillen toe en verklaart deze uit de aanwezige Genius Loci, op een wijze dat de stad de Genius Loci als het ware "uitbeeld". Ook Norberg-Schulz erkent en benoemt het onbenoembare en voelt de aanwezigheid ervan aan, maar komt tot een zekere abstractheid als verklaring. Rossi en Norberg-Schulz zijn vermaarde en respectabele architecten. M.n. Rossi heeft betekenisvolle architectuur laten ontstaan, waarin op zijn wijze een poëtische afstemming op de Locus heeft plaatsgevonden. Deze afstemming is echter het intuïtief  "tippen" aan de werkelijke betekenis van de Genius Loci. Het is alsof Rossi en Norberg-Schulz het wezenlijke en onbenoembare van de plek aanvoelen, maar zich door het irrationele karakter er zich niet aan willen overgeven...en vast zitten in hun resp. typologische en modernistische benadering van architectuur.

Om het fenomeen Genius Loci te begrijpen zal men de zaken juist moeten omdraaien. Vanuit het onbenoembare de Genius Loci verklaren en toelichten en van daaruit het bouwen en architectuur benaderen. Op deze wijze is Genius Loci onderdeel van een groter geheel i.p.v. een schijnbaar losstaand fenomeen. Wat ik hiermee bedoel is het beste te verduidelijken door een verwijzing te geven naar twee niet-westerse benaderingen. Deze traditionele benaderingen zijn de Indiaase benadering van VASTU SHASTRA en de Chinese benadering van FENG SHUI. Beiden worden gekenmerkt door een afstemming op een Kosmische Orde en werking in en van energie, die FENG SHUI benoemd als CHI en VASTU SHASTRA benoemd als PRANA en bouw/locatie gerelateerd als PURUSHA. 

In de traditionele westerse benadering is een dergelijke energiewerking nauwelijks overgeleverd en daardoor ook niet bekend. Wel zijn voorbeelden bekend waarin een relatie met een spirituele beleving en de locatie/Kosmos te herleiden is. In de Etruskish / Romeinse cultuur werd het stichten van een nederzetting vastgesteld vanuit een midden. Het midden werd als een projectie van de Kosmos op Aarde beschouwd en van hier uit werd de Aarde in vier kwadraten verdeeld. Deze kwadraten werden gevormd door het trekken van een noord-zuid as (CARDO) en een loodrecht daarop getrokken oost-west as (DECUMANUS). Het midden  vormde het sacrale binnen de samenleving. De positie van het midden in het landschap had een relatie met de krachten/energie van de Aarde en de positie van de zon. Het werd o.m. vastgesteld door runderen te laten grazen op de beoogde plaats van vestiging. Priesters, of door de samenleving erkenden spirituele vertegenwoordigers, observeerden de plaatsen, waar de runderen veelvuldig vertoefden of zich op hun gemak schenen te zijn.  Ook werden dieren op een dergelijke plaats losgelaten, waar deze na zekere tijd geslacht werden voor onderzoek naar de lever. De priesters hadden het vermogen om de lever "te lezen" en conclusies te trekken over de plaats keuze. Dieren werden gebruikt om de kwaliteit van de locatie vast te stellen. Voor afscheiding / grensbepaling van de nederzetting werd een os gebruikt die deze door het ploegen van een voor tot stand bracht.  Een relatie met energiewerking is in bovengenoemde voorbeelden moeilijk vast te stellen, maar zal ongetwijfeld onderkend zijn geweest. 

Zoals aangegeven geloofden de Etrusken / Romeinen in het fenomeen Genius Loci, de geest van de locatie. Een spiritueel fenomeen, waarin een kracht/energiewerkend element zich manifesteerde in een locatie. In hoever dat als aardse energie of een kosmische energie werd ervaren is niet vast te stellen. Daarnaast is niet duidelijk of aangenomen werd dat de GENIUS LOCI reeds aanwezig was of dat deze gecreëerd werd door de rituelen van het stichten.

Wat in ieder geval van de Etrusken en Romeinen te herleiden is dat zij erkenden dat er op één of andere wijze aarde en kosmische krachten  werkzaam waren, welke t.a.v. de oprichting of vestiging van een nederzetting van belang waren. In de Griekse cultuur waren aarde krachten gerelateerd aan GAIA - De Moeder Godin. De kosmische krachten waren gerelateerd aan ZEUS - De Vader God. Symbolisch staan deze krachten voor respectievelijk het vrouwelijke en het mannelijke ofwel negatieve krachtwerking en positieve  krachtwerking. Krachtwerking of energiewerking werd "vertaald" of  "verklaarbaar" gemaakt door middel van een Godheid/ Godheden en eventuele Helpers. Mythen en legenden gaven de relatie tussen de God / Goden / Helpers en de mens weer en vormden de zingeving van het leven, ofwel de religie. Dit is een algemene omschrijving die voor elke cultuur van toepassing is.  De invulling van zingeving van het leven is voor iedere cultuur anders. Culturen van nomadische jagers/ verzamelaars vormden een andere zingeving dan culturen die sedentair / gevestigd zijn (landbouw) of semi-nomadische culturen (veeteelt). Klimaat en landschap/ bodemgesteldheid waren factoren die de religie "kleur" gaven. Het onbenoembare werd benoembaar.....Het dagelijks leven was volledig in afstemming met het onbenoembare.. Rituelen en symboliek gaf - naast pragmatische - het dagelijks leven "glans". Er was afstemming tussen de mens - natuur en kosmos... Afstemming tussen de mens en het boven natuurlijke: spiritualiteit. 

Het bouwen is een fenomeen dat een primaire functie in een samenleving heeft: de aanzet naar het verblijven / het vestigen. Primaire functies zijn weer in afstemming met instituties van de samenleving, zoals het wonen, het besturen, de religieuze beleving, de handel.... Deze instituten zijn - als bijvoorbeeld - opgericht als woning, vergaderplaats, heiligdom, marktplaats... plaats van privé, plaats van samenkomst sociaal politiek (raadsgebouwen/ raadsplek), plaats van samenkomst economisch (markthal) en, bij meer ontwikkelde samenlevingen, samenkomst van ontspanning/ recreatie/ krachtmeting (theater, badcomplex en stadion). De bouwwerken of bouwsels waren specifiek afgestemd op deze instituties. Omdat de instituties waren afgestemd op de spirituele beleving van de samenleving, waren de bouwwerken ook onderdeel van de spirituele beleving. Het oprichten/ het vestigen had naast een pragmatische functie een gelijkwaardige spirituele intentie. Het bovengenoemde voorbeeld van de Etrusken en Romeinen geeft dat al aan. 

Bij de Kelten (en de zeer verwante Germanen) is door overlevering, traditie en spirituele kennis bekend dat zij een zeer grote waarde hechtten aan natuurkrachten/ energiewerking van de natuur. Zo ervaarden door de Keltische samenleving erkende priesters/schouwers, energiewerking van  leylijnen en leycentra: kracht/energielijnen die als rechte lijn in het landschap "liggen" en bij doorkruising energieknooppunten vormden/vormen, vergelijkbaar met de door FENG SHUI benoemde "drakenlijnen". Energie werd gelijk gesteld met een fenomeen als God of Godin, in afstemming met (harmonisch of disharmonisch) positief of negatief werkende energie/kracht. De energie/krachtwerking werd ten behoeve van de samenleving benut, door juist deze locatie af te schermen en er, zo dat gewenst was,  bouwwerken te plaatsen. Het fenomeen leylijnen/leycentra is geen specifiek Keltisch fenomeen. Alle culturen interpreteren deze op eigen wijze. Ook de Islamitische culturen hebben deze overgenomen van pre-Islamitische cultuuroverlevering. Zoals bij de Christelijke culturen is de uitoefening veelal omgeven door specifieke rituelen en magie, die niet in lijn zijn met het dogma van geloof. Kennelijk werd de diepgaande betekenis van leylijnen/leycentra onderkend en oogluikend toegestaan door de geloofsautoriteiten... 

Ook in de huidige tijd hebben hooggevoelige personen aanvoeling van deze energielijnen en energieknooppunten. Wij noemen deze personen tegenwoordig geomanten. Geomanten hebben vastgesteld dat in Europa de Christelijke kerken, kapellen en kloosters van oorsprong gevestigd werden op heiligdommen die gebruikt werden door Kelten en/of Germanen. Het voert te ver om hierover verder uit te wijden. De richting van dergelijke bouwwerken werden afgestemd op de richting van de Leylijn. Dat betekent dat de lengterichting van een kerk niet zonder meer georiënteerd was naar het oosten of Jerusalem. 

Geomanten hebben naast de harmonisch werkende leylijnkrachten ook inzicht op de werking van disharmonische krachten/energie, zoals ondergrondse waterstromen of tellurische energie. Ook de kennis hierover was onderdeel voor het bouwen. Bij de eerder genoemde niet-westerse VASTU en FENG SHUI hadden geomanten een gelijkwaardige kennis en inzicht. Wij kunnen dan ook veronderstellen dat situering van bouwwerken in het algemeen (en die met een heilige functie in het bijzonder) afgestemd waren met de energiewerking/ krachtwerking van de aarde en kosmos. Dat verklaart veelal de oriëntatie van een gebouw in het landschap of op de locatie. Een schijnbaar "scheef" geplaatst bouwwerk had geen betekenis in de esthetische zin, zoals in de Renaissance en modernistische benadering gebruikelijk is.

GENIUS LOCI werd in vroegere tijden gekend als een op locatie/streek werkende energie/kracht in de vorm van een God/Godin. Deze gaf de locatie/streek haar specifieke en eigen karakter. In de huidige tijd kunnen wij de GENIUS LOCI beschouwen als het specifieke en eigen karakter van de locatie, ontstaan in loop der tijd door op de locatie aanwezige krachten en energievelden.

Nu het fenomeen GENIUS LOCI is toegelicht, kan ANDESINA beter verklaard worden. De Genius Loci werd reeds door prehistorische culturen/volkeren onderkend. Wij kunnen veronderstellen dat deze cultuur/volkeren een sterke verbondenheid en kennis hadden van van de natuur- en kosmische krachten en energie. In ANDESINA (het huidige Grand in Frankrijk) was het heiligdom van de Keltische Godheid GRANNUS (de Gallo-Romeinse naam voor de Keltische naam GRANNOS) aanwezig. Dit is bekend van gevonden inscripties, die een relatie hadden met de daar aanwezige waterbronnen. GRANNOS is een Godheid die door de Kelten op meerdere plaatsen vereerd werd, bijvoorbeeld in de Duitse stad Aken: in de Romeinse tijd bekend als Aquae Granni . Aan GRANNOS werd een helende krachtwerking toegeschreven. In de voor-Romeinse tijd hadden de Kelten en hun voorgangers ongetwijfeld de bronnen en hun helende krachtwerking in gebruik. Er zijn geen vondsten bekend, maar deze veronderstelling is af te leiden van bronnen, die gewijd waren aan de Godin van de oorsprong van de Seine, genaamd SEQUANA. Daar zijn vele houten en natuurstenen votieven en restanten van bouwwerken gevonden, die aangeven dat dit heiligdom - m.n. in de Romeinse tijd- intensief gebruikt werd. De Kelten bouwden in oorsprong voornamelijk in hout/leem en riet. Door vergankelijkheid van deze materialen zijn er nauwelijks bouwwerken bekend. Archeologische vondsten tonen wel funderingsresten  van houten palen en beschoeiingen. Een reconstructie is dan ook te beperkt. Archeologen doen daarom ook een beroep op bouwkundigen die inzicht hebben op traditionele houtconstructies. Daarnaast zijn er door culturele invloeden van buitenaf (bijv. Griekse en Etruskische) bepaalde ontwikkelingen inzichtelijk. Een factor die wezenlijk van belang is het gegeven dat de Kelten van oorsprong onderdeel was van de zogenaamde Indo Europese bevolkingsgroep. Een groep waar eveneens de Grieken, de Romeinen (Italiërs)  en Germanen onderdeel van waren. Er zijn dan ook gemeenschappelijke aspecten in deze culturen aanwezig. Het voert te ver om hierover uit te wijden, maar voor het bouwen en architectuur zullen deze ongetwijfeld kenmerkende gemeenschappelijke aspecten in het bouwen architectuur aanwezig zijn geweest. Voor Keltische heiligdommen zijn in beperkte mate tempels en omheiningen te herleiden. Het is nog niet duidelijk in welke vorm en hoedanigheid. Een vergelijk met de oorspronkelijke Griekse tempel in een houtconstructie, zal voor de hand kunnen liggen, maar valt (nog) niet te bewijzen. De stichting van ANDESINA heeft hoe dan ook een relatie met de op deze locatie aanwezige waterbronnen en cultus. Na verovering van het gebied van het Gallische (Keltische) volk LEUCI, implementeerden de Romeinen haar eigen bouw- en architectuur in de reeds bestaande nederzetting ANDESINA.   

De volgende aspecten in de Romeinse tijd zijn opmerkelijk:

1. De uitwerking van een cirkelvormige zone- met een straal van ca 500 m, met de waterbron als centrum veronderstelt gewijde zone, die terug gaat op de (Voor) Keltische tijd. De ommuring is deels op deze cirkel gesitueerd.

2. De waterbron is gelegen in een centrale ruimte waarin twee tempels zijn gebouwd. De centrale ruimte (cultusruimte) is in samenhang met de resp. CARDO en DECUMANES opgericht. De lengte-as van de kleinste tempel is in afstemming met deze assen opgericht. De lengte-as grootste tempel is in nagenoeg exacte lijn met de werkelijke noord-zuid-as opgericht, hetgeen een kleine verdraaiing met de CARDO en loodrecht daarop afgestemde DECUMANES heeft. Deze verdraaiing zal ongetwijfeld een relatie hebben met energiewerking en richting. De centrale ruimte wordt ontsloten door een poort van de CARDO. De centrale ruimte vormt een onderdeel van een ommuring. Deze ommuring geeft de belangrijke status van ANDESINA weer.

3. Aan de oostzijde op de rand van de cirkel en loodrecht op de CARDO is een amfitheater opgericht. De werkelijke functie(s) is (zijn) niet te achterhalen. Opmerkelijk is dat in vele andere Gallo-Romeinse steden en cultusplaatsen dergelijke theaters ook opgericht werden. Veelal is een specifieke vorm: een vorm die afwijkt van de gebruikelijke Romeinse amfitheater.  Een specifieke vorm met aanwezigheid van een podium en de vorm van het theater. Dit theater was gelegen nabij de cultusplaats: een afstemming met een Gallisch gebruik van verzamelen/festiviteiten/vermaak.

4. Naast cultusgerelateerde bouwwerken en theater zijn bouwwerken gesticht in relatie met het dagelijks leven en devotie van GRANNOS - de nabij de bron gesitueerde tempel-, bewoning, badhuis (genezing!), herbergen, winkels en bestuur. ANDESINA afgestemd op de huisvesting van de vele pelgrims en bewoners. 

Het Gallisch Romeinse ANDESINA is gesticht in relatie met de GENIUS LOCI, welke als GRANNOS werd onderkend en welke voorzag in genezing. De locatie had een specifieke betekenis in afstemming met spiritualiteit. Het spirituele welke wij kennen vanuit het verleden, maar welke in de huidige tijd zijn "werking" nog steeds heeft, door te onderkennen dat er een energie aanwezig is, die een zekere geneeskracht heeft. De mate van werking is een door geomanten nog steeds vast te stellen. GRANNOS is dan ook niets anders dan de vertaling van de aanwezige GENIUS LOCI /energiewerking, door de Gallo-Romeinen. Anders benoemd kan verondersteld worden dat het de GENIUS LOCI/Energiewerking van ieder locatie de "eigenheid"/ karakter/ poezie van de plek geeft. In dat kader is het van belang te onderkennen dat de mens in het verleden het vermogen had deze specifieke energiewerking van de plek te ontdekken en onderdeel te laten worden van het dagelijks leven. De door de mens gecreëerde energiewerking heeft eveneens invloed op de GENIUS LOCI : een aspect wat nimmer benoemd wordt. Dat heeft veelal een uiterst disharmonische werking: te denken valt aan oorlogen, slachthuizen en plaatsen van terechtstelling... Wij hebben nog een weg te gaan om hier op de juiste wijze mee om te kunnen gaan.

ANDESINA heeft zich uiteindelijk gevormd door implementatie van diverse energie-lagen van diverse culturen. Dat de Romeinse hier - als kolonisator- een aspect van onderdrukking (o.m. de CARDO-DECUMANES) heeft geimplementeerd zal onderkend moeten worden. Deze energielagen geven iedere plek zijn eigen identiteit, die niet zozeer in harmonisch of disharmonisch is te ervaren: het juist de mengeling van allerlei energie... 

Zo is ANDESINA bijzonder, zo is iedere plek op onze wereld bijzonder... Zo onderkende iedere cultuur op de wereld de GENIUS LOCI/energiewerking op haar eigen wijze. De westerse cultuur heeft in haar rationaliteit de kennis onderdrukt en verloren laten gaan....FENGSHUI en VASTU geven ons weer de mogelijkheid om het principe van energiewerking te onderzoeken, te ervaren en te beleven. Het begrijpen kan pas als het algemeen aanvaard is....NOVIOTECTO tracht de weg hiertoe in te slaan...


10. TYPOLOGIE, PATRONEN  en ELEMENTEN


Typologie, patronen en elementen zijn reeds in NOVIOTECTO benoemd.  In de 19e eeuw heeft de Franse architectuurhistoricus Quatremere de Quincy een zeer betekenisvolle definitie van het begrip type omschreven: 

"Type heeft niet zozeer betrekking op het beeld van iets dat gekopieerd of perfect nagebootst moet worden, alswel op de idee van een element dat zelf als regel voor het model dient....Het artistieke model daarentegen is een object dat moet worden zoals het is; in tegenstelling daarmee is het type iets op grond waarvan werken kunnen worden geconcipeerd die in niets op elkaar lijken. In het model ligt alles van te voren precies vast; in het type blijft alles min of meer ongedefinieerd. Daaruit volgt dat de nabootsing van typen niets heeft wat gevoel en geest niet kunnen herkennen....".

Vanuit deze definitie stelt de Italiaanse architect Aldo Rossi - in zijn uitgave "De Architectuur van de Stad" - een kortere definitie: "...het type als iets duurzaams en complex, een logische uitspraak die aan de vorm voorafgaat en de vorm tot stand brengt...". Daarnaast stelt hij dat "..het type zich ontwikkelt in overeenstemming met de menselijke behoefte en met het streven naar schoonheid. Hoewel uniek en in verschillende samenlevingen toch geheel verschillend, wordt het type gedefinieerd door een vorm en een manier van leven. Hieruit volgt dat het begrip type een grondbegrip van de architectuur is, waar praktijk en theorie niet buiten kunnen...". 

Het beschouwen van een toepassing van een geheel en diversiteit van typen wordt typologie genoemd.    

Het Romeinse amfitheater is een voorbeeld om typologie en patronen te verduidelijken. De typologie van het theater als bouwwerk is ontstaan bij de Grieken, vanuit een patroon van collectief (samen) beleven/mogelijk maken van een voorstelling. In oorsprong had de voorstelling een afstemming op het ritueel van een religieuze/spirituele beleving en had in de opstelling een tijdelijke functie ( een afbreekbaar en herbruikbaar bouwwerk in een houtconstructie). Vanuit dit gebruik ontstond het Griekse drama/toneel en vormde zich een nieuw gebruik: afstemming op het vermaak van het volk. Kenmerkend voor het theater is de horizontale doorsnede in een half ronde vorm voor de opstelling van de zitplaatsen, het centraal gelegen podium en de verticale doorsnede vanuit de podium in hoogte toenemende opstelling van zitplaatsen. De Romeinen hebben dit vermaak en gebruik van de Grieken overgenomen.  Daarnaast vormden gladiatorspelen een ultiem vermaak voor de Romeinen. Dit van oorsprong Etruskische fenomeen, met religieuze/spirituele inslag, werd uitgevoerd op het Forum, de centrale plaats in de stad. Vanwege de grote belangstelling werd al snel uitgeweken naar een plek elders, waar een houten constructie opgezet werd. De opstelling van de zitplaatsen werden afgeleid van het bekende theater. Deze werden om het podium geplaatst, zodat het podium centraal gelegen was. Men noemde dit podium een arena. Het nieuw type bouwwerk noemden de Romeinen: amfitheater (Het Griekse amphi- = rondom).  De enorme populariteit bij het volk maakte het noodzakelijk het houten bouwwerk uit te breiden. De grootte en constructie gaf de aanleiding het bouwwerk in natuursteen uit te voeren, met het theater als voorbeeld. Op deze wijze is het amfitheater van de 1e eeuw n. Chr. gevormd, met de kenmerkende ovale grondvorm. 

In typologie is het Griekse theater een bouwwerk met een zeker vaststaand gebruik, karakter en beeld. Vanuit het gebruik/vermaak ontstond later een nieuw type bouwwerk bij de Romeinen: een amfitheater. Het Griekse theater is als type uiteindelijk verdwenen en heeft zich tot de huidige tijd ontwikkeld tot een bouwwerk waarin de zitplaatsen en podium overdekt zijn geworden. Een ontvangsthal vormde een nieuw element. Een nieuw type bouwwerk dat nog steeds de naam theater draagt, maar in onze taal vaak schouwburg wordt genoemd. Het amfitheater is als bouwtype verloren gegaan, mede omdat het gebruik - voornamelijk gladiatorspelen - verviel. Opmerkelijk is dat het bouwtype/vorm zich in de 20e eeuw opnieuw openbaarde, door het ontstaan van nieuw vermaak: opleving van de Olympische Spelen én het voetbal.... Het stadion. De arena van het stadion is verworden tot een rechthoekige vorm: het voetbalveld. Vele stadions hebben van oorsprong een ronding, die de basis vormt voor, de rondom het voetbalveld gelegen, atletiekbaan. Het bouwwerk en architectuur vormde zich als een type bouwwerk. Voor de amfitheaters is het opmerkelijk dat deze,  vanaf het verval van het Romeinse Rijk, veelal getransformeerd werden als bewoningscomplex. Stedenbouwkundig is de grondvorm nog herkenbaar: als voorbeeld de Italiaanse stad Lucca. Anders dan in de Franse stad Nimes, daar zijn de woningen in het midden van de 19e eeuw gesloopt en is het oorspronkelijke amfitheater gerestaureerd: het amfitheater is momenteel weer in zijn volle glorie te bewonderen.

Elementen zijn bouwkundige en architectonische onderdelen in bouwwerken. Het zijn onderdelen die op een zelfde wijze beschouwd kunnen worden als typen: onderdelen welke in loop der tijd empirisch zijn ontstaan en betekenis hebben gegeven voor het bouwen en architectuur. Voorbeelden zijn: het platte dak, het schuine dak, constructie elementen als bogen, koepels, kolommen en balken, deuren (betekenis als binnentreden en verlaten van een ruimte), ramen (lichttoetreding en ventilatie), de toren, het hof/patio, de kelder, de zolder...Patronen zijn vastgestelde fenomenen die de toepasbaarheid van zowel en typen als elementen betekenis geven.
 
Om terug te komen op het bouwen en architectuur....De architect Christopher Alexander omschrijft het onbenoembare als "een Kwaliteit zonder naam"  (the Quality without name), welke zich uit in een wat hij benoemt als: patronen, welke onderdeel is van "een tijdloze manier van bouwen". Hij gaat zelfs zover dat hij deze patronen classificeert als een patronentaal. De architect John Habraken benadert het algemener;  door het ontwerpproces en het bouwen te benoemen als onderdeel van werking van/in een "veld" ("field"): een onbenoembaar fenomeen, waar een zekere potentie of kwaliteit in is gewaarborgd, waarop het ontwerp op afgestemd dient te worden. Typen, patronen en systematiek/een methode zijn "opgeslagen" in dit "veld": ontwerpen is intuïtief afstemmen op dit "veld".  
Zowel Alexander als Habraken geven aan dat het onbenoembare onderdeel is van het dagelijks leven. Hiermee "bedden" ook zij het bouwen en architectuur in het dagelijks leven, echter zonder een relatie te leggen met spiritualiteit/geomantie, waardoor hun benadering toch een zekere abstractie blijft behouden. Zij komen tot de conclusie dat het bouwen en architectuur dichter bij de gebruiker zal moeten komen en dat de rol van de architect dienstbaarder naar de gebruiker en samenleving zal moeten zijn: voor Alexander een rol in relatie met de "Kwaliteit zonder naam" en patronen en voor Habraken een rol in relatie met het "veld". Beiden benoemen een wijze van bouwen en ontwerpen,maar de relatie met architectuur is voor hen niet essentieel. Met hun benadering hebben zij beiden in ieder geval het onbenoembare, als fenomeen, een nieuwe impuls gegeven... Hoe de relatie onbenoembare met spiritualiteit/geomantie is te omschrijven of te verduidelijken, benodigd verder research; dat is nu juist de uitdaging voor NOVIOTECTO en voor andere bouw- en architectuur betrokkenen... De niet-westerse fenomenen Feng Shui en Vastu tonen ons een (hernieuwde) weg. Zij geven mogelijkheden om energiewerking beter te leren te ervaren, te beleven en te begrijpen. Daarnaast geven zij inzicht in het onbenoembare/spiritualiteit..Gemeenschappelijke aspecten én verschillen van culturen en het bouwen/architectuur zijn hiermee in ieder geval te verklaren. Een afstemming en aanvoeling van energiewerking van een bepaalde cultuur kan herkenning geven en aanleiding zijn de eigen cultuur weer een nieuwe impuls te geven. Zo kan de sterke belangstelling/affiniteit van de Afrikaanse Dogon-cultuur bij de Hollandse architecten Herman Haan en Aldo van Eyck verklaard worden. Zij herkenden daar universele waarden, die in onze cultuur verloren zijn gegaan. Elke cultuur wordt tevens - wat hierboven al reeds is aangegeven- gekenmerkt door een specifieke "werking" van aan bouwwerk gerelateerde typologie, patronen en elementen.

Tot zover kan verondersteld worden dat de essentie van het bouwen en architectuur te vinden is in een nader te verklaren - onbenoemd/spiritueel- fenomeen: alom aanwezig als "veld"/"een lagen structuur"/"energieveld"- kortweg "energieveld"genoemd (NB het "energieveld"is een ander begrip als wat Habraken voor "veld" voor ogen heeft) . Dit fenomeen wordt gevoed door kosmische energie, energie van de mens en energie van de Aarde/Natuur. Zo men dat zou kunnen veronderstellen, zijn typologie en patronen, de door de mens/cultuur gevormde aspecten, in dit "energieveld". Typologie en patronen zijn geen vaststaande aspecten. Zij hebben alleen betekenis voor zover zij afstemming hebben op de mens in gebruik en symboliek. Verandering van gebruik en symboliek laat een nieuwe typologie en nieuwe patronen ontstaan: naast de reeds aanwezige typologie en patronen óf in plaats van "verouderde"typologie en patronen. De TRIADE is in afstemming met dit "energieveld": de bron van energiewerking. Het benoemen van traditie is in dit verband niet aan de orde; in die zin dat iedere cultuur door zijn "eigen"energieveld wordt gekenmerkt. 





11. TRANSFORMATIE 

In bovenstaande onderdeel  6. VERSCHIJNINGSVORM en MATERIALISERING wordt reeds verwezen naar transformatie. Transformatie in relatie met het bouwen en architectuur betekent het omvormen/het aanpassen/veranderen van een bouwwerk. Dat kan in dezelfde betekenis zijn of in een nieuwe betekenis.

Transformatie is een wezenlijke aspect in spiritualiteit en onderscheidt zich dan ook in de kosmos, in de natuur en... in de mens. Dit is inzichtelijk te maken door een verwijzing naar de natuur. 

De natuur transformeert zich gedurende het gehele jaar; geleidelijk aan in de vier seizoenen... 

De dag transformeert van donker naar licht.. 

Water transformeert van een gasachtige "vorm" (damp) , naar vloeibare "vorm" (water)  tot een vaste "vorm"(ijs)..

De mens transformeert in lichamelijke en geestelijke conditie... 

Een bouwwerk als gebruiksvoorwerp zal eveneens aan transformatie onderhevig zijn. Is het niet in het gebruik dan zal de natuur zijn "werk" doen: weer, wind, vocht, hitte, seismologische omstandigheden.... Een bouwwerk is dan ook altijd onderhevig aan onderhoud en - door in standhouding van het gebruik- aan beheer. In het traditionele bouwen was een afstemming op spiritualiteit en natuur een vanzelfspekendheid. Het bouwen was daarmee volledig afgestemd op mogelijke aanpassingen en veranderingen. Deze transformatie werd volledig geintregreerd met het gebruik en de reeds aanwezige verschijningsvorm (vormen ) van het bouwwerk. Kwaliteit van bouwmaterialen werd direct onderkend. Men herbruikte zelfs bouwmaterialen van vervallen bouwwerken of van bouwwerken die geen betekenis meer hadden in gebruik. Dit fenomeen noemt men spoliatie. Het is markant dat de bouwtraditie afgestemd was op een toepassing van een algemene "taal" van het bouwen. In de westerse cultuur een taal die vooral door de klassieke bouwordes verder ontwikkelt was. Transformatie vond plaats in dezelfde "taal", met als gevolg dat de aanpassingen harmonisch ingepast konden worden in/aan het reeds bestaande gebouw. 

Ik noemde dit zojuist markant, omdat dat in het huidige bouwen niet vanzelfsprekend is. 

De modernistische benadering van het bouwen en architectuur laat feitelijk geen transformatie toe, omdat het er vanuit gaat dat het bouwwerk uniek is. Het gebouw is zelf zijn/haar eigen "taal". Mocht besloten zijn om aanpassingen te doen, dan ontstaat een proces van moeizaam zoeken naar de wijze van aanpak. Onder het mom van "eigentijds", vindt transformatie veelal plaats door een nieuwe "taal" te implementeren, in materiaalgebruik/concept/vorm. Op deze wijze ontstaat een ensemble van twee "talen". De modernistische benadering hanteert hierbij een axioma van het tonen van contrasten: oud - nieuw (klassiek - modern), vorm A - vorm B, kleur C - kleur D, materiaal E - materiaal F, al dan niet in combinaties, etc... Deze benadering resulteert in het ontstaan van interferentie van diverse energiestromen, in een veelal disharmonische werking. 

De volgende twee voorbeelden tonen transformatie in het traditionele bouwen en architectuur en in de huidige modernistische benadering van bouwen en architectuur. Het eerste voorbeeld betreft een transformatie van een Masia in Catalonië (Spanje): een landelijk bouwwerk, wat wij boerderij zouden benoemen. Het tweede voorbeeld betreft een museum in Zwolle (Nederland)  met een uitbreiding op het dak. Beide voorbeelden gaan uit dat er een noodzaak gegeven was tot deze transformatie. Over het hoe en wat wordt verder niet ingegaan. Het gaat om het uiteindelijk resultaat van de transformatie en de inzichtelijkheid van energiewerking. In hoever de energiewerking harmonisch of disharmonisch wordt beleefd of wordt ervaren, blijft een persoonlijke kwestie. De algehele betekenis is een kwestie van een betekenis voor de samenleving. Daarbij is het interessant om de uitbreiding van het museum in Zwolle eens in een ander perspectief te bekijken.    

Wordt vervolgd